Het schilderij “De Jonge Dichter Rumi” van Skip Noah laat een jonge Rumi zien (zonder witte baard) die een gedicht schrijft. Het schilderij is een visuele beschrijving van loutering. Met een pauwenveer in de hand de inkt van het papier vloeiend, gooit hij een inktpot om als het gewicht van de emotie van wat hij juist heeft geschreven hem doet bezwijken in creatieve uitputting, terwijl vanuit zijn hart bloed op de groene tafel stroomt. Twee jonge vogels vliegen naar binnen door zijn open raam en brengen hem bloemen. Deze gevleugelde muzen brengen hem ook inspiratie, metaforisch uitgedrukt in deze bloemengeschenken.

 

 

Gedicht van Jalal ad-Din Muhammad Rumi (1207- 1273 AD)

 

Vragen

 

De hele dag kan ik aan niets anders denken,

elke nacht vraag ik mezelf af:

waar kom ik vandaan en wat moet ik doen?

Ik zou het echt niet weten.

Mijn ziel komt van een andere wereld,

dat weet ik zeker.

Even zeker als ik voel,

dat ik daar ook eindigen zal.

 

Ik werd dronken in de een of andere kroeg,

maar als ik weer ben teruggekeerd,

zal ik helemaal nuchter zijn.

Ondertussen ben ik als een vogel van verre oorden,

gekooid in den vreemde.

De dag breekt aan dat ik uitvlieg,

maar met wiens oren hoor ik mijn eigen stem?

Wie spreekt met mijn mond?

Wie ziet met mijn ogen?

Wat is de ziel?

 

Het zijn vragen die blijven komen.

Zelfs de schim van een antwoord zou me al verlossen

uit deze kerker vol dronkaards.

Ik kwam hier niet uit vrije wil;

zomaar weggaan lukt me niet.

Degene die me hier heeft gebracht,

zal me ook thuis moeten brengen.

 

Deze gedichten.

Nooit weet ik wat ik ga zeggen.

Een schema of plan heb ik niet

en als ik ze niet voordraag,

kan ik heel stil worden

en nauwelijks mijn mond opendoen.